Families

A.Brest

A.Cohen

H.Cohen / J.Wolff

S.Cohen / L.de Vries

D.en M.Drukker / J.de Hond

C.H.van Es

B.en S.van Esso / H.Roos

J.van Esso / J.Salomons

M.van Esso

B.Frank

H.Frank / P.Frank

J.Frank

R.Frankforter

B.van Gelder

R.Godfried

H.Goldsteen

M.Goldsteen

M., S., B. en S. Goldsteen

M.de Horst

S.Kan / J.Kan

S.Kats

N.en R.Keizer

J.van Kleef

B.Kroon

R.van Leer

S.de Leeuw en W.Kel

B.Levie

B.Levie

J.Levie

L.Levie

M.Levie

M.Lobstein

S.Mendels

C.Mesritz / R.Nathans

H. en S.Mesritz

M. en I.Pais / H.Polak

M.Polak

E. en J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

L.van de Rhoer

M.van de Rhoer

P.van de Rhoer

S.van de Rhoer

M.A.Roos

S.Roos

J.Rozendal

J.Rozendal

I.Sanders

J.Schaap

S.van der Sluis

B.Stern

I.Stern

A.J.Stibbe

J.en B.de Vries / A.Klein

A.Weinberg

R.Wijl

L.J.Wilda

W.de Wilde

A.Wolf

I.Wolf

D.Wolff

D.Wolff / W.Russ

E.Wolff

J.Wolff

M. en J.Wolff

A.Zaligman

B.Zaligman

J.en M.Zaligman / I.Frank

J.Zaligman

P.Zaligman

S.Zaligman

S. en E.van Zuiden

P.Zwarts

A.Zwiers-Rozendal

Fam.van de Rhoer

Pension Molenstraat

Duits-joodse vluchtelingen

Jozeph Wolff, Fredrika Wolff-Langeveld (niet-joods)

Jozeph Wolff werd op 22 juni 1881 geboren als een van de vier kinderen van David Wolff en Binchen Weinberg. Emma Reisel-Muller, een kleindochter, weet zich nog het een en ander te herinneren:

Mijn opa, David Wolff, handelde in behangselpapier en was zodoende veel op reis. Op een van die reizen kwam hij in het Duitse Neustadt-Gödens zijn toekomstige vrouw, Binchen Weinberg, tegen. Ze trouwden en kwamen, zoals dat toen heel gebruikelijk was, bij de zaak in de 1e Hoofdstraat 32 te wonen. Het was een prachtig huis: een monumentaal pand van drie verdiepingen met op de begane grond tussen twee ramen de voordeur. Achter die deur was een ruime hal met tegels in twee kleuren op de vloer. Aan de linkerkant stond een forse toonbank waarop de klanten het behang konden bewonderen, met daarachter een stelling waarin het behang bewaard werd. Voor die stelling hing een gordijn, dat de rollen behang aan het gezicht onttrok. Naast de zaak in de Hoofdstraat had mijn opa ook nog een pakhuis in de Kruisstraat.
Achter de ‘winkel’ bevonden zich een keuken en een eetkamer, met daarvoor een trap, die naar de eerste verdieping leidde. Achter het huis was een plaatsje, met ook hierop weer een trap die naar boven leidde; naar de werkkamer van mijn opa, een zwijgzame man, die ik, geloof ik, nooit heb horen praten. Op het plaatsje bevonden zich twee pleeën, met van die tonnetjes die iedere week werden weggehaald en verwisseld voor lege, en een pishoek, die om de zoveel tijd werd geteerd. Als ik aan Meppel denk, dan ruik ik nog steeds die teerlucht.
Op de eerste verdieping was behalve de werkkamer ook een zitkamer aan de kant van de Hoofdstraat. Een viertal spionnetjes zorgde ervoor dat mijn grootouders precies konden waarnemen wat er voor hun huis op straat gebeurde. Op die verdieping bevond zich ook de slaapkamer van mijn grootouders, van verschrikkelijk ‘rozenbehang’ voorzien.
Opa en oma hadden vier kinderen: Jozeph, Rebecca, Sam en Sofie. Mijn tante Sofie bleef ongetrouwd en bleef bij mijn grootouders in het huis aan de Hoofdstraat wonen. In haar jonge jaren bezocht ze de Rijks HBS in Meppel. Op een foto staat ze samen met haar medeleerlingen voor de monumentale schooldeur, op een andere foto met een aantal meisjes voor het gymnastieklokaal. Ook is er nog een foto van haar op de tennisbaan van Tivoli.
Jozeph trouwde met Frederika Langeveld en ging aan de Parklaan wonen; hij trad in de voetsporen van zijn vader en ging in de zaak. Sam trouwde met Betsy Frenkel, verhuisde naar Engeland en bleef daar wonen. Rebecca, mijn moeder, trouwde met Mau Muller en verhuisde naar Utrecht. Rebecca was een van de eerste Drentse meisjes die haar doktersopleiding voltooiden; helaas heeft ze daar nooit wat mee gedaan.
Natuurlijk waren er dienstmeisjes in huis (Vrouwtje en Katrina) en een knecht voor de zaak. Die knecht bracht iedere dag eten in van die gamellen naar mijn tante Amalia Weinberg, een zus van mijn oma, die boven een groenteboer woonde.
In de dertiger jaren ging het minder met de zaak en werd het pand aan de Hoofdstraat verkocht. Opa was inmiddels in 1930 overleden en oma Binchen en tante Sofie verhuisden naar Utrecht, waar ze in de Magdalenastraat gingen wonen. Jozeph bleef als enige Wolff in Meppel achter en bemoeide zich als voorheen met de zaak.

David en Frederika Wolff met hun kinderen Joop en Titia aan het strand.

Jozeph was getrouwd met Frederika Langeveld, op 22 juni 1881 in Hardinxveld geboren. Zij was niet joods. Het echtpaar had twee kinderen: Jozeph David Paul, geboren op 24 september 1915, en Titia Binchen, geboren op 6 maart 1914. Beiden studeerden in Utrecht voor arts en hadden aan het begin van de oorlog Meppel reeds verlaten. Het was een zeer geziene familie in Meppel, die volop deelnam aan het sociale leven. Jozeph was lid van de Orde van Vrijmetselaars en een gewaardeerd lid van de Meppeler operettevereniging. Frederika was onder andere een voorvechtster van de vrouwenemancipatie en actief in bestuurswerk.
Mevrouw Wolff, de vrouw van Jozeph, over haar schoonfamilie in de jaren voor de oorlog:

De familie Wolff woonde aan de Parklaan 22, tegenwoordig Wilhelminapark geheten. De vader van mevrouw Wolff, P. Langeveld, had in Noordwijk een vakantiehuis laten bouwen, waarvoor de kinderen Wolff de eerste steen mochten leggen. Het gezin heeft hier samen met vrienden en kinderen genoten van vele onbezorgde zomervakanties. Dit zomerhuis staat er nog steeds, geheel ingesloten door hotel- en flatcomplexen en houdt koppig stand in de woeling der tijden. De heer Wolff was hoofd van de meer dan honderdjarige firma Wolff & Zonen groothandel in behangselpapieren; niet te verwarren met de firma M.D. Wolff, eveneens in behangselpapier. De firma had in de crisisjaren al een flinke tik te verduren gekregen, en dat werd er gedurende de oorlog niet beter op.

De familie Wolff in Meppel beleefde moeilijke tijden in de Tweede Wereldoorlog. Evenals de zaken van ‘volledige joden’ werd ook de zaak van de heer Wolff onder Duitse curatele gesteld. Dat betekende dat vanaf 4 augustus 1942 Omnia in de persoon van Richard Becker de bewindvoering over dit bedrijf op zich nam. Waarschijnlijk was het zakendoen reeds eerder onmogelijk gemaakt. Op 18 februari 1943 werd het bedrijf geliquideerd en schreef Becker aan de Kamer van Koophandel: ‘[…] De Firma Wolff & Zn. im Handelsregister zu streichen und mir hierüber eine Bescheinigung zu übersenden.’
Ondertussen was er ook al een geïnteresseerde in de woning van het echtpaar. Begin 1942 ontving Becker een brief van de heer Schulte, die in het Wilhelminapark tegenover de familie Wolff woonde, met het verzoek de woning te mogen kopen. Becker antwoordde dat dit zijn zaak niet was: Schulte diende zich tot de ANBO te wenden omdat dit huis privé-bezit was.
Niet veel beter verging het mevrouw Wolff. Vanaf begin 1941 werd het gemeentes verboden subsidies te verstrekken aan verenigingen met joodse bestuursleden. Mevrouw Wolff was evenals de heer C.H. van Es die van joodse afkomst was, bestuurslid van de Vereeniging voor Kindervoeding/Kleeding. Van Es moest plaatsmaken, hij hield de eer aan zichzelf en bedankte. Mevrouw Wolff zou in eerste instantie nog in het bestuur blijven. Zij had medicijnen gestudeerd en was een onverschrokken strijdster voor de lijdende mensheid. Zij wist heel goed dat zonder haar invloed de gaven die voor noodlijdende kinderen waren bestemd, direct naar Duitsland zouden worden gestuurd, waar ze als gave van de Nederlandse bevolking te boek zouden staan.

Mevrouw Frederika Wolff-Langeveld werd wegens haar huwelijk met
een jood uit een bestuursfunctie gezet.

Uiteindelijk werd zij toch gedwongen af te treden vanwege het feit dat zij gemengd-gehuwd was. Burgemeester Wisman schreef in een advies aan de Procureur-Generaal: ‘Voor wat het bestuurslid Mevr. F.J. Wolff-Langeveld betreft, zij nog medegedeeld, dat deze Arische gehuwd is met den vol-jood J. Wolff.’ Het antwoord van de procureur was bijzonder duidelijk: ‘Mevr. F.J. Wolff-Langeveld dient uit het bestuur te treden.’
Het bleven moeilijke tijden voor de familie Wolff. De heer Wolff zelf werd vrijgesteld van transport, maar moest wel een ster dragen. Registratie als gemengd-gehuwd werd verplicht en mevrouw Wolff-Langeveld moest bewijzen dat ze geen druppel joods bloed in de aderen had. Toen Drenthe Judenfrei gemaakt moest worden, dreigde toch nog deportatie. In een Fragenbogen zur Judenerfassung kwam dan ook te staan dat er wat de heer Wolff betreft geen reden was om hem een vrijstelling van deportatie uit Drenthe te verlenen. Beide kinderen van het echtpaar Wolff waren destijds arts in Amsterdam en via hun relaties binnen het verzet kon worden bewerkstelligd dat hun vader werd vrijgesteld en op 28 april 1944 werd entsternt. Wel moest daarvan op zijn persoonsbewijs een aantekening gemaakt worden: ‘Op de persoonskaart in het vak 6) wordt achter de aanduiding J een * geplaatst, hetgeen betekent: ontheffing Jodenster.’
Maar het gevaar was nog niet geheel geweken. Vlak voor het einde van de oorlog kreeg de heer Wolff nog een oproep, waaraan toen echter geen gevolg meer werd gegeven. Eveneens aan het einde van de oorlog werd de familie Wolff nog te kennen gegeven dat ze hun huis dienden te verlaten, omdat het gevorderd was ten behoeve van de NSDAP. Zij gingen tijdelijk wonen aan de Leonard Springerlaan 1a; hun huis werd van 28 november 1944 tot 13 april 1945 door de Duitsers bezet. Een kleine genoegdoening was de vergoeding die hiervoor werd betaald: f 58,33 per maand.
Jozeph Wolff en zijn vrouw Frederika bleven na de oorlog in hun huis in het Wilhelminapark wonen. Jozeph Wolff overleed in 1969, zijn vrouw in 1971.

Het huis van de familie Wolff aan de rand van het Wilhelminapark.


Vorige