Families

A.Brest

A.Cohen

H.Cohen / J.Wolff

S.Cohen / L.de Vries

D.en M.Drukker / J.de Hond

C.H.van Es

B.en S.van Esso / H.Roos

J.van Esso / J.Salomons

M.van Esso

B.Frank

H.Frank / P.Frank

J.Frank

R.Frankforter

B.van Gelder

R.Godfried

H.Goldsteen

M.Goldsteen

M., S., B. en S. Goldsteen

M.de Horst

S.Kan / J.Kan

S.Kats

N.en R.Keizer

J.van Kleef

B.Kroon

R.van Leer

S.de Leeuw en W.Kel

B.Levie

B.Levie

J.Levie

L.Levie

M.Levie

M.Lobstein

S.Mendels

C.Mesritz / R.Nathans

H. en S.Mesritz

M. en I.Pais / H.Polak

M.Polak

E. en J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

L.van de Rhoer

M.van de Rhoer

P.van de Rhoer

S.van de Rhoer

M.A.Roos

S.Roos

J.Rozendal

J.Rozendal

I.Sanders

J.Schaap

S.van der Sluis

B.Stern

I.Stern

A.J.Stibbe

J.en B.de Vries / A.Klein

A.Weinberg

R.Wijl

L.J.Wilda

W.de Wilde

A.Wolf

I.Wolf

D.Wolff

D.Wolff / W.Russ

E.Wolff

J.Wolff

M. en J.Wolff

A.Zaligman

B.Zaligman

J.en M.Zaligman / I.Frank

J.Zaligman

P.Zaligman

S.Zaligman

S. en E.van Zuiden

P.Zwarts

A.Zwiers-Rozendal

Fam.van de Rhoer

Pension Molenstraat

Duits-joodse vluchtelingen

Marcus Polak, Henderjette Polak-Engers, Leopold

Marcus Polak werd op 4 februari 1861 in Meppel geboren en trouwde met de op 1 januari 1860 in Winschoten geboren Henderjette Engers. Ze kregen vier kinderen: Jansje (geboren in 1893, maar een half jaar later overleden), Henderina Jansje (1894), Leopold Frederik (1896) en Frederik Simson (1901). Leopold en Henderina bezochten de driejarige opleiding van de Rijks HBS in Meppel; Henderina van 1907 tot 1910 en Leo van 1908 tot 1911. Een einddiploma van deze opleiding hebben beiden niet gehaald. Er is nog een klassenfoto waarop de jeugdige Leo met een petje op zijn hoofd zeer aandachtig fotograaf Van Rhijn zit te observeren terwijl hij de foto aan het maken is.
Oorspronkelijk had Marcus Polak samen met zijn broer Jozef een textielzaak in de Grote Kerkstraat. Na een jarenlange samenwerking gingen de broers uiteen en vertrok Jozef naar Amsterdam. Marcus verhuisde toen van de Grote Kerkstraat naar de 1e Hoofdstraat 22 (op de hoek van de Hoofdstraat met de Woldstraat). Daar had hij tot 1941, toen zijn zaak op last van de Duitsers werd gesloten en de goederen gekonfisqueerd, een bloeiende winkel en groothandel in de betere herenkleding. Wanneer men (de mannen) er ‘netjes’ bij moest lopen op feest- en andere hoogtijdagen, werd vooraf een bezoek aan de winkel van Marcus Polak gebracht. Advertenties uit de Meppeler Courant van voor de Tweede Wereldoorlog herinneren nog aan deze winkel en aan het assortiment dat men voerde, want adverteren deed Polak veel.
Hij beheerde de zaak samen met zijn ongetrouwde zoon Leopold. Volgens degenen die zich hen nog weten te herinneren waren het erg aardige mensen.

Leo Polak (zittend voorste rij, 2e van rechts) als leerling van de Rijks HBS.

Leopold (in Meppel werd hij Leo genoemd) was voorzitter (en gangmaker) van de Meppeler Tippel Club (MTC), een befaamde wandelclub uit die tijd. Hij was een verwoed wandelaar en liep de door MTC en andere verenigingen georganiseerde wandeltochten als het maar even kon niet alleen mee, maar ook uit. Zijn ‘finest hour’ beleefde Leo misschien wel toen MTC op zondag 12 mei 1935 een wandeltocht van maar liefst 35 kilometer organiseerde, waaraan meer dan 170 mensen uit heel Nederland deelnamen. De heer Cor de Jonge, vice-voorzitter van de Nederlandsche Unie van Wandelaars, was een van hen. De Meppeler Courant berichtte in gloedvolle bewoordingen over de start van deze happening. Eerst klonk het fluitje om aan te geven dat de wandelaars zich konden opstellen en (in de woorden van Cor de Jonge):

Dan volgt een ontroerend moment als Leo Polak het spreekgestoelte beklimt. Het doet mij herinneren aan een plaat uit de Fransche Revolutie. Camille Desmoulins spreekt de menigte toe in de tuin van het Palais Royal!
Maar Leo’s toespraak zweemde niet naar het revolutionaire, integendeel! Zijn op rijm gestelde wenken vonden een aandachtig gehoor. En terwijl ik achter Leo staande, onze N.U.W.-vlag boven zijn hoofd liet zwaaien, kreeg ik gelegenheid zijn jaszak te inspecteeren. Pepermunt, cigaretten, vruchtenrollen en chocolade, nee deze afstandsmarsch zou ons niet zwaar vallen, want met een variatie op: ‘Jantje zag eens pruimen hangen’, uit een zak zo volgeladen krijgt Cordéjo
[de bijnaam van Cor de Jonge, TR] vast wat mee. Daarover hebben wij tijdens onze tippeltocht niet behoeven te klagen.
Een hartelijk applaus volgde op Leo’s toespraak (en niet zooals booze tongen beweerden, omdat de wandelaars zulke koude handen hadden gekregen).

Na afloop dankte de heer Polak iedereen die had meegewerkt om dit gebeuren tot een goed eind te brengen en reikte ook een aantal prijzen uit. Ondertussen had hij zelf, zoals het een betrokken voorzitter betaamt, de wandeltocht ook uitgelopen, maar dat was uit de opmerkingen van Cordéjo reeds duidelijk.
Zoon Frederik zou de oorlog niet meer meemaken; hij bleef ongehuwd in Meppel wonen en overleed in 1935.
Het gerucht gaat dat de familie Polak een verstandelijk gehandicapt kind had [wie is op dit moment nog onbekend, TR] dat vaak op een kamer aan de kant van de Woldstraat achter een gesloten gordijn doorbracht. De familie Spijkerman, buren van de familie Polak, konden vanuit een raampje bij hen naar binnen kijken en zagen een klein deel van een ruimte waar stro op de grond lag. Ze hoorden zo nu en dan ‘gebrul’ en weten zich te herinneren dat de persoon ook 'gelucht' werd op het plaatsje achter hun huis: hij (waarschijnlijk was het een man) werd daar op een stoel gezet.
Vader Marcus was bij het uitbreken van de oorlog reeds 79 en zijn vrouw 80. Hij was de eerste die (op 19 januari 1941) in een keurig getypte brief de gegevens van hem en zijn twee familieleden bekendmaakte bij de gemeente Meppel, naar aanleiding van verordening 6/1941, waarin bepaald werd dat alle joden zich moesten laten registreren. Hij schreef: ‘In verband met het bepaalde in het verordeningsblad, doe ik U onderstaand toekomen de opgaaf voor mijn gezin. De verschuldigde drie gulden is bijgevoegd.’

Leo Polak schreef op 18 september 1939 een brief aan het college van
B en W om namens 87 medewerkers van de Luchtwachtdienst te vragen
om een vergoeding.

De gemeente Meppel wist zich met zo’n snelle reactie geen raad. Een ambtenaar krabbelde onder het keurige lijstje van Marcus dat deze reactie te snel was en dat het geld geretourneerd moest worden. Burgemeester Wisman antwoordde Polak reeds op 21 januari en deed hem de precieze gang van zaken uit de doeken:

‘De verplichte aanmelding zal eerst kunnen geschieden na 29 Januari a.s. en dan binnen een termijn van VIER weken nadien, op alsdan ter secretarie, 2e Afdeeling, te verkrijgen blanco formulieren.'

Marcus kreeg de drie gulden retour. Ongetwijfeld zal hij later, toen het juiste moment daar was, alsnog aan zijn verplichting hebben voldaan.
Wat er verder allemaal met hen gebeurde is niet precies bekend. Wel, dat hij begin november 1941 aan burgemeester Wisman vroeg of hij ontheffing kon krijgen van het verbod om christenpersoneel in dienst te hebben. Wisman beraadde zich hierover, maar besliste negatief. De uitslag ‘neen’ gaf hij door aan de waarnemend hoofdinspecteur, die politieagent Tol op 5 november erop uitstuurde om Polak van zijn beslissing op de hoogte te stellen.
Op 20 juli 1942 moest Leopold met veel andere mannen naar het werkkamp in Orvelte. Beide oudjes zouden hun zoon nooit terugzien. Leopold verdween uit dit kamp reeds op 24 augustus, lang voordat zijn medekampbewoners naar Westerbork zouden worden gebracht. Hij stierf op 31 augustus 1942 ergens in Midden-Europa. Het is onbekend waarom hij zo snel naar het Oosten is vervoerd, wat daar met hem gebeurde en in welk oord een eind aan zijn leven kwam. In diezelfde tijd werd het bedrijf geliquideerd door Omnia. Vereffenaar van dit klusje werd de Duitser Seuser.
Henderjette was intussen ernstig ziek geworden en dat zorgde er in ieder geval voor dat de beide oude mensen op 3 oktober niet mee hoefden naar Westerbork. Hun namen werden bijgeschreven op de lijst van Meppeler joden die ‘gelegaliseerd’ in Meppel mochten verblijven. Op een Fragenbogen zur Judenerfassung werd vermeld dat beiden met toestemming van de commandant van de Sicherheitspolizei in Meppel mochten verblijven in verband met de ernstige ziekte van Henderjette. Duidelijk werd erbij vermeld dat deze ziekte geen reden was voor vrijstelling van deportatie.

De gemeente Meppel moest eind 1942 de bezetter door middel van een
Fragenbogen laten weten waarom Marcus Polak nog in Meppel
verbleef.

Henderjette overleed op 12 januari 1943. Het laatste dat we van haar weten is een aangifte van overlijden door aanspreker Arend Knipmeijer op 14 januari bij de ambtenaar van de Burgerlijke Stand: ‘[...] dat op twaalf Januari te veertien uur vijf en veertig minuten in deze gemeente is overleden Engers Henderjette, echtgenoote van Polak, Marcus oud drie en tachtig jaren, zonder beroep.’
Dat bespaarde haar tenminste een transport naar Sobibor. Wat er met haar stoffelijk overschot gebeurde is onbekend. Mogelijk is ze illegaal begraven op de Joodse Begraafplaats aan de Zomerdijk, doch erg waarschijnlijk is dat niet gezien de op dat moment bijna totale afwezigheid van Joden in Meppel. Navraag bij de Algemene Begraafplaats leverde eveneens niets op. En omdat haar naam ook niet op het Joods Monument in Meppel en/of op een Stolpersttein staat, is de herinnering aan haar volstrekt ten onrechte geheel verdwenen. Gelukkig staat haar naam wel vermeld op het landelijke digitale monument ter herinnering aan de in WOII omgekomen joden.

Marcus bleef alleen achter en werd twee maanden later naar Westerbork afgevoerd. Vandaar is hij op 17 maart gedeporteerd naar het vernietigingskamp Sobibor, waar hij drie dagen later werd vermoord. Een week na Marcus’deportatie berichtte de burgemeester van Westerbork aan zijn collega van Meppel het volgende: 'Ik deel u mede, dat de op bijgaande lijst(en) vermelde personen volgens alhier verkregen inlichtingen naar het buitenland vertrokken zijn.' Op die lijst stond: Marcus Polak, toen 83 jaar oud.
Omdat Henderjette al ín Meppel stierf en niet in een van de vernietigingskampen, staat in tegenstelling tot haar man, haar naam niet vermeld op het monument ter herdenking van de joden die omkwamen in de Tweede Wereldoorlog.

Vorige