Families

A.Brest

A.Cohen

H.Cohen / J.Wolff

S.Cohen / L.de Vries

D.en M.Drukker / J.de Hond

C.H.van Es

B.en S.van Esso / H.Roos

J.van Esso / J.Salomons

M.van Esso

B.Frank

H.Frank / P.Frank

J.Frank

R.Frankforter

B.van Gelder

R.Godfried

H.Goldsteen

M.Goldsteen

M., S., B. en S. Goldsteen

M.de Horst

S.Kan / J.Kan

S.Kats

N.en R.Keizer

J.van Kleef

B.Kroon

R.van Leer

S.de Leeuw en W.Kel

B.Levie

B.Levie

J.Levie

L.Levie

M.Levie

M.Lobstein

S.Mendels

C.Mesritz / R.Nathans

H. en S.Mesritz

M. en I.Pais / H.Polak

M.Polak

E. en J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

L.van de Rhoer

M.van de Rhoer

P.van de Rhoer

S.van de Rhoer

M.A.Roos

S.Roos

J.Rozendal

J.Rozendal

I.Sanders

J.Schaap

S.van der Sluis

B.Stern

I.Stern

A.J.Stibbe

J.en B.de Vries / A.Klein

A.Weinberg

R.Wijl

L.J.Wilda

W.de Wilde

A.Wolf

I.Wolf

D.Wolff

D.Wolff / W.Russ

E.Wolff

J.Wolff

M. en J.Wolff

A.Zaligman

B.Zaligman

J.en M.Zaligman / I.Frank

J.Zaligman

P.Zaligman

S.Zaligman

S. en E.van Zuiden

P.Zwarts

A.Zwiers-Rozendal

Fam.van de Rhoer

Pension Molenstraat

Duits-joodse vluchtelingen

Moritz Lobstein, Catharina Lobstein-van Huiden en Salom

Moritz Lobstein werd op 28 maart 1881 in Borculo geboren als zoon van Salom Lobstein en Esther Hes. Behalve Moritz werden nog vier kinderen geboren: Michiel, Jacques, Gonda en Reina. De bekendste van het stel was de zenuwarts Jacques Lobstein uit Apeldoorn, directeur-geneesheer van de de joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornse Bos. Jacques Lobstein heeft gedurende de oorlog in zijn kliniek vele joden opgevangen. Op 7 mei 1945 is hij in Tröbitz overleden.
Moritz trouwde in 1907 met de op 19 maart 1880 in Winschoten geboren Catharina van Huiden. Zij was een dochter uit het tweede huwelijk van de leerlooier en leerhandelaar Mozes van Huiden met Johanna van der Heijden. Dit echtpaar had nog zeven kinderen: Abraham, David, Aaltje, Salomon, Isidor, Henriette en Michiel. Mozes was eerder getrouwd met de uit Meppel afkomstige Frederika van Es, die in 1877 overleed. Uit dat huwelijk werden zes kinderen geboren: Michiel, Frederica, Abraham, Mauritz, Wilhelmina en een doodgeboren kindje.
Moritz en Catharina kregen vier kinderen: Salom, Moritz (die reeds na enkele dagen overleed) Johanna Frederika (Annie) en Esther Sophie (Els). Toen de oorlog begon waren de kinderen vertrokken uit Meppel. Els vestigde zich al in 1931 in Amsterdam, Annie vertrok in 1933 naar Leeuwarden en Salom ging in 1939 studeren in Rotterdam.

Moritz Lobstein en zijn zoon Salom.

Naast zijn werk als handelaar-producent in specerijen ontwikkelde Moritz Lobstein zich als een (plaatselijk) bestuurder van formaat met een groot aantal kerkelijke en maatschappelijke functies. Nationale bekendheid kreeg hij vanwege zijn ijver voor een eigen kerkelijke organisatie voor de joodse Nederlanders in Nederlands-Indië.
Lobstein was gedurende de periode 1927-1941 raadslid van de gemeente Meppel en van 1927-1935 tevens wethouder en loco-burgemeester. Als zodanig heeft hij zijn stempel op het bestuur van de gemeente Meppel gedrukt. Hij kon goed overweg met burgemeester Knoppers. Samen hebben ze in de periode tussen 1927 en 1935 veel tot stand gebracht: de uitbreiding van het Wilhelminapark, de aanleg van de Buitenhaven, de Ceintuurbaan en een centraal rioolstelsel. Lobstein was ook bestuurslid van het Groene Kruis, de Ambachtsschool, de Vrouwenarbeidsschool, de Kamer van Koophandel en de Meppeler IJsvereniging. Ook was hij vele jaren voorzitter van de joodse gemeente in Meppel en vanaf 1919 was hij voor Drente lid van het Centrale Comité voor zaken van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap. Daarnaast vervulde hij op kerkelijk gebied nog vele andere functies. Een van zijn mooiste momenten zal de huldiging in 1938 in de synagoge zijn geweest, ter gelegenheid van het feit dat hij 25 jaar in de kerkenraad zat. Natuurlijk moest hij veel lovende woorden in ontvangst nemen, onder andere van David Wolff, Naffie Keizer, Benjamin Kroon en Joël van de Rhoer. Aan deze huldiging werd een groot artikel in het Nieuw Israëlitisch Weekblad gewijd.
Zijn sterke persoonlijkheid en de vele maatschappelijke functies maakten dat veel Meppeler joden Lobstein als een autoriteit zagen. Er werd er naar hem geluisterd en wat betreft belangrijke zaken was zijn woord wet. Zeker toen hij in 1941 benoemd werd tot lid van de Joodse Raad voor de provincie Drenthe. Dat gebeurde na de publicatie op 31 oktober 1941 in het Joodsche Weekblad van de mededeling:

De werkkring van de Joodsche Raad voor Amsterdam is in opdracht der Duitse autoriteiten uitgestrekt over geheel Nederland. Voor elk der provincies en voor de stad Rotterdam wordt één vertegenwoordiger der Joden en diens plaatsvervanger aangewezen, die ondergeschikt zijn aan de Joodsche Raad voor Amsterdam. Aanvragen, verzoeken en soortgelijke geschriften, die de Joden tot officiële instanties willen richten, moeten de Joodsche Raad voor Amsterdam – respectievelijk door bemiddeling der provinciale of plaatselijke vertegenwoordigers – worden toegezonden.

De familie Lobstein op de veranda achter hun huis aan het Zuideinde.

Ondanks alle eerbewijzen die hij in Meppel had ontvangen, vatte Lobstein het plan op de stad te verlaten en naar Amsterdam te verhuizen; de stad waar hij regelmatig voor zijn werk moest zijn. Een belangrijke rol hierbij speelde het verlangen van zijn vrouw om naar de hoofdstad te verhuizen. Dat kon ook, want de kinderen waren inmiddels uit Meppel vertrokken. Vlak voor de oorlog kocht hij in de Corellistraat in Amsterdam een woning waar hij met zijn vrouw zou gaan wonen. Het huis aan het Zuideinde, vlak naast de Rijks HBS, was al verkocht. Doch de Tweede Wereldoorlog die inmiddels was begonnen, strooide roet in het eten: de verhuizing ging niet door. Moritz en Catharina moesten op zoek naar een andere woning in Meppel. Ze huurden aan de Stationsweg een huis van de familie Timmer. Eind september 1942 werd dit pand gevorderd door de Weermacht. Niet veel later, op 3 oktober, werd de familie Lobstein vanuit Meppel naar Westerbork vervoerd. Ze zouden nooit meer in Meppel terugkeren.
Nadat een verblijf van enige tijd in Westerbork, mochten ze begin 1943 het kamp weer verlaten. Ze woonden toen een tijdlang in Amsterdam – Moritz had een baan bij de Joodsche Raad – maar moesten toch weer terug naar Westerbork. De kans op overleven werd steeds kleiner, maar een klein wonder hielp de familie Lobstein. In Palestina waren door de Engelsen een aantal Tempeliers geïnterneerd en er werden pogingen ondernomen om deze mensen, die allen de Duitse nationaliteit hadden, uit te wisselen tegen Nederlandse joden. De pogingen leidden er uiteindelijk toe dat 222 Nederlandse joden werden uitgewisseld tegen deze Tempeliers: Moritz en Catharina Lobstein behoorden tot die groep Nederlandse joden.
De Duitsers zonden op 14 november 1943 SS-officier Gertrud Slottke naar Westerbork met een lijst zogenaamde ‘Palestina-joden.’ Haar was opgedragen de geschikte joden te selecteren en naar Bergen-Belsen te zenden, vanwaar de uitwisseling zou plaatsvinden. Op 29 juni 1944 begon de tocht van de heer en mevrouw Lobstein van Bergen-Belsen via Istanbul naar Haifa, alwaar men op 10 juli arriveerde. Catharia overleed in 1946 in Palestina (ze had reeds hartklachten) in de wetenschap dat al haar kinderen de oorlog hadden overleefd. Moritz kwam terug naar Nederland, doch keerde niet meer terug naar Meppel.

Moritz Lobstein was eigenaar van een grossierderij in zuidvruchten in de Weteringdwarsstraat. Hij had zo'n tien tot twaalf man personeel in dienst, afgezien van de vertegenwoordigers die in het gehele land actief waren. Natuurlijk ondervond de zaak van Moritz nadelige gevolgen van de oorlog, maar toch ging de handel door. Uit de jaarverslagen van de agent van de Nederlandsche Handel-Maatschappij – J. Hulst – blijkt hoe het de firma Lobstein verging. In 1941 waren er nog positieve geluiden. Grondstoffen waren inmiddels schaars geworden en men moest improviseren: surrogaten – Noodkruiden genaamd – deden hun intrede. Daarna ging het echter steeds verder bergafwaarts. In 1943 stond het bedrijf weliswaar onder toezicht van een beheerder, doch men was nog niet van plan de zaak te liquideren. Het plan bestond dat het bedrijf geariseerd zou worden. Maar in 1944 veranderden de Duitsers van mening en op 2 maart 1945 werd het bedrijf geliquideerd. De opbrengst van ƒ 25.414,65 – geld dat op rekeningen stond en door verkoop van goederen – werd overgeboekt van de Nederlandsche Handel-Maatschappij naar de rekening van de Deutschen Revisions und Treuhand Aktien Gesellschaft bij de Nederlandsche Bank in Almelo.

Salom Lobstein (rechts) pakte na de oorlog de draad weer op. Hier is hij
aan het werk op het kantoor van de familie Lobstein.

Na de oorlog startte Moritz met behulp van zijn zoon Salom de zaak weer op. De dagelijkse leiding liet Moritz steeds meer over aan zoon Salom. Alleen als daar aanleiding toe was (bijvoorbeeld wanneer zijn zoon met vakantie was) kwam hij met de trein, uit Amsterdam naar Meppel. Ogenschijnlijk trad hij dus terug, maar dat was slechts schijn. Wanneer het er werkelijk toe deed, nam de oude Lobstein nog steeds de beslissingen. In 1954 bestond het bedrijf van de familie Lobstein vijftig jaar. Het bedrijf was inmiddels wel de langste tijd zelfstandig geweest, want in 1962 kocht Catz International uit Rotterdam de zaak van Lobstein. Begin jaren zeventig verhuisde het bedrijf naar Groningen en hield men in Meppel alleen nog een magazijn aan. Eind 1980 werd het bedrijf in Groningen gesloten en verhuisde men naar het hoofdkantoor in Rotterdam. Ook het magazijn in Meppel sloot rond die tijd de deuren.

Stationsweg 19.


Vorige